Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8034

Datum uitspraak2008-09-08
Datum gepubliceerd2008-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/800863-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De militaire kamer acht militair schuldig aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling. Bewezen is dat verdachte en diens mededaders het slachtoffer hebben geslagen, geschopt en met een helm hebben geslagen, ook nadat het slachtoffer buiten kennis in de struiken lag. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Militaire kamer Parketnummer : 05 / 800863-08 Datum zitting : 25 augustus 2008 Datum uitspraak : 08 september 2008 Tegenspraak In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. thans gedetineerd in : MPC Stroe : Wolweg 76 te Stroe. Raadsman : mr J.F van Halderen, advocaat te Haarlem. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Sint Anthonis, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of geschoeide voet) heeft getrapt en/of geschopt en/of (met kracht en/of met gebalde vuist en/of een helm) heeft geslagen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of op het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 287/302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht) althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Sint Anthonis, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Pieter Zuidstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen althans eenmaal, (met kracht en/of geschoeide voet) trappen en/of schoppen en/of (met kracht en/of met gebalde vuist en/of met een helm) slaan in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of op lichaam van die [slachtoffer]; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 25 augustus 2008 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.F van Halderen, advocaat te Haarlem. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een Cognitieve Vaardigheids (Cova)-training, behandeling bij het orthopsychiatrisch instituut te Nijmegen of een soortgelijke instelling en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 24 mei 2008 te Sint Anthonis werd [slachtoffer], aangever, aangevallen door meerdere personen. Verdachte zag dat op een afstand gebeuren en begaf zich naar de plek waar aangever aangevallen werd. Daar aangekomen sloeg hij aangever tweemaal met de vuist op het lichaam. Aangever is door meerdere personen op het lichaam en/of in het gezicht en/of tegen het hoofd geslagen en met geschoeide voet geschopt. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot doodslag) Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van poging tot doodslag nu hij met een helm op het hoofd van aangever heeft geslagen, terwijl zijn mededaders aangever trapten en sloegen. Met het slaan met een helm op het hoofd van aangever had verdachte voorwaardelijke opzet op de dood van aangever en het was voorts niet aan hem noch zijn medeverdachten te danken dat dat gevolg niet is ingetreden. Het verweer van de verdediging De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van aangever heeft gehad. Immers verdachte heeft aangever niet met de helm geslagen, maar hem slechts geraakt met de helm tijdens een opwaartse beweging zonder kracht. Voorts is er geen medische verklaring waaruit enig letsel blijkt of waaruit afgeleid kan worden dat het hoofd hard met de helm is geraakt. Het letsel wat te zien is op de foto’s kan evenzogoed veroorzaakt zijn door het slaan in het gezicht door de medeverdachten, aldus de raadsman. Beoordeling van het verweer De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever met de helm in het gezicht heeft geslagen. Voorts acht zij, blijkens hetgeen hiervoor ten aanzien van de feiten is vastgesteld, wettig en overtuigend bewezen dat aangever is geslagen op het lichaam en/of in het gezicht en met geschoeide voet is geschopt. De militaire kamer is evenwel van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat door voornoemde gedragingen de aanmerkelijke kans is ontstaan op het intreden van de dood van aangever, omdat uit het dossier niet blijkt waar precies en hoe hard het aangever geslagen en getrapt is en een medische verklaring waaruit de aard en de ernst van het toegebrachte letsel kan worden afgeleid, ontbreekt. De militaire kamer acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot zware mishandeling) Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en heeft voorts gesteld dat er sprake is van medeplegen, omdat verdachte zag wat er aan de hand was en mee ging doen. Er is hier geen sprake van een vooraf gemaakte afspraak, maar wel van een stilzwijgende afspraak, doordat verdachte mee ging doen met hetgeen reeds aan de gang was. Het verweer van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk met de helm geslagen heeft in het gezicht van het aangever. Verdachte heeft aangever alleen met de helm geraakt, maar niet bewust geslagen. Verdachte had derhalve geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake kan zijn van medeplegen, omdat verdachte niet kan worden aangerekend wat diens medeverdachten hebben gedaan voordat verdachte zich ermee ging bemoeien. Beoordeling van het verweer De militaire kamer is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat schoppen en met de vuist en helm slaan tegen het lichaam en/of in het gezicht zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft en dat de aard van deze gedragingen zozeer is gericht op een dergelijk gevolg, dat moet worden aangenomen dat degenen die zich daaraan zijn te buiten gegaan zich bewust zijn geweest van die aanmerkelijke kans en deze op de koop toe hebben genomen. De militaire kamer is voorts van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Verdachte zag dat aangever geschopt en geslagen werd en heeft daarop besloten aan het geweld deel te nemen door zelf enkele vuistslagen uit te delen en met een helm te slaan. Met deze gedragingen heeft verdachte zich gecommitteerd aan de gedragingen van zijn mededaders en is er derhalve sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De militaire kamer acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot zware mishandeling) heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: hij op 24 mei 2008 te Sint Anthonis, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, (met geschoeide voet) heeft getrapt en/of geschopt en (met gebalde vuist en een helm) heeft geslagen in het gezicht en/of op het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 subsidiair: ‘medeplegen van poging tot zware mishandeling’ 4b. De strafbaarheid van het feit Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten, met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: • de justitiële documentatie, gedateerd 22 juli 2008, betreffende verdachte; • een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 20 augustus 2008 betreffende verdachte en; • een Pro-Justitia rapportage, door mw. E. Mannak (psycholoog) en dhr. R.J.M. Mooren (psychiater), gedateerd 20 augustus 2008, betreffende verdachte. De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling. Hij zag van een afstand dat het slachtoffer klappen kreeg en ging er naar toe. Daar aangekomen zag hij het slachtoffer in de struiken liggen terwijl het werd geslagen en geschopt. Verdachte begon ook te slaan met zijn vuist en hoewel hij merkte dat het slachtoffer daarop niet (meer) reageerde,, sloeg hij het nogmaals en nog wel met de helm die hij in de hand had in het gezicht. Dat het slachtoffer aan het voorval geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden, maar slechts enkele builen, blauwe plekken en schrammen, is niet aan verdachte en diens mededaders te danken. Naast de gevolgen die het voorval voor het slachtoffer heeft gehad, versterkt een dergelijk feit de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, die met regelmaat opgeschrikt wordt door gevallen van zinloos geweld, waarvan ook in het onderhavige geval sprake van is. Gelet op de ernst van het feit en de documentatie van verdachte op het gebied van geweldsdelicten acht de militaire kamer een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur een gepaste strafrechtelijke reactie. Deze zal lager zijn dan de officier van justitie heeft geëist, omdat verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en vanwege de rol en het aandeel van verdachte zover daarvan uit het dossier is gebleken. Voorts staat het bepaalde in artikel 11 van het Wetboek Militair Strafrecht er aan in de weg de vrijheidsstraf op te leggen in de vorm van een militaire detentie. De militaire kamer ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, voorts aanleiding aan het voorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een Cova-training, behandeling bij het orthopsychiatrisch instituut Nijmegen en, indien nodig, behandeling bij Iriszorg. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen: • 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De militaire kamer, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot Een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De militaire kamer stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef¬tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde: - Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook als dat mocht inhouden het volgen van een Cova-training, behandeling bij het orthopsychiatrisch instituut Nijmegen en, indien nodig, behandeling bij Iriszorg, voor zover en voor zolang dat door genoemde instellingen nodig wordt geacht. Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door: mr. A.G. Broek-de Stigter, als voorzitter, mr. J.H.M. Westenbroek, rechter, kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, als militair lid, in tegenwoordigheid van S.P. Visser, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2008.